Inge de Bruijn
De vierde volle week van mei is historisch geweest. Twintig jaar geleden vestigde Inge de Bruijn in één weekend wereldrecords op de 50 en 100 vrij én de 50 en 100 vlinder. Vooral het record op de 100 vlinder was sensationeel. Twee Nederlandse zwemsters waren haar in de recordhistorie vóór gegaan. Atie Voorbij in 1957 als eerste en Ada Kok met drie wereldrecords in 1964 en 1965.
Het eerste wereldrecord op de 100 meter vlinderslag op de 50 meterbaan bij de dames werd pas per 1 mei 1957 erkend door de FINA (International Swimming Federation). Na het Congres in 1952 was al besloten dat dit de vierde slag werd naast de rug- en schoolslag en de vrije slag. De 100 vlinder stond bij Europese kampioenschappen in Turijn 1954 voor het eerst op het programma en twee jaar later was de première bij de Olympische Spelen in Melbourne. ‘Nederland’ pakte de dolfijnslag heel snel op, zeker in Hilversum waar bij De Robben trainer Jan Stender de scepter zwaaide. Mary Kok en haar clubgenote Atie Voorbij grossierden direct in wereldrecords op de korte baan, de baanlengte die per 1 mei 1957 niet meer in aanmerking kwam voor het vestigen van een wereldrecord. Een aparte lijst voor de 25 meterbaan kwam er weer vanaf 3 maart 1991 na het FINA Congres in januari 1991 in Perth.
Atie Voorbij
Atie Voorbij behoorde in 1956 tot de favorieten op de 100m vlinderslag bij de Spelen in Melbourne, maar door de Nederlandse boycot kwam zij daar niet aan de start. De eerste medailles (3 deelnemers per land) gingen naar de USA en Shelley Mann veroverde daar het goud in 1.11.00. De nummers twee en drie zwommen respectievelijk 1.11.90 en 1.14.40. Hoe goed Atie Voorbij was bewees zij bij de NK in Rhenen, Utrecht. Zij schitterde daar met een winnende tijd van 1.10.5 en vestigde het eerste officiële wereldrecord op deze afstand. “Ik had in de training laten zien helemaal geen moeite te hebben met de dolfijn-beenslag”, vertelde ze onlangs nog. “Ook in combinatie met de armslag ging dat direct heel goed.”
Nooit was de Hilversumse later in haar loopbaan sneller. Zij behaalde vijf Nederlandse titels tussen 1956 en 1960, EK zilver in 1958 (plus goud op de 4x100m wisselslag estafette) en eindigde in de Olympische finale van Rome als vijfde.
Ada Kok
De tweede wereldrecordhoudster was Ada Kok (geboren 1947). Bij de jubileumwedstrijden van de 75-jarige KNZB in Soest verraste zij met een bejubeld wereld record van 1.06.1 (haar pr was op dat moment 1.08.7). Driekwart jaar later (30 mei 1964) kwam het volgende record bij een landenwedstrijd in Blackpool op een 55 yardsbaan (50,30m) op de klokken: 1.05.1. Voordeel was wel het zoute water.
Bij de OS in Tokio was Sharon Stouder (USA) haar toch te snel af met de winnende 1.04.7. Een jaar later pakte Ada het WR terug bij in een landenwedstrijd tegen Hongarije in Boedapest. Haar 1.04.5 van toen hield vijf jaar stand door toedoen van de Amerikaanse Alice Jones (1.04.1).
Inge de Bruijn vestigde in 1990 haar eerste Nederlandse record op de 100 meter vlinderslag (1.00.57) en toen al werden grote daden van haar verwacht. Haar carrière en zeker haar talent kwamen pas tien jaar later tot volle wasdom met als absoluut hoogtepunt het jaar 2000. Na de acht wereldrecords (50 vrij 3, 100 vrij 1, 50 vlinder 2 en 100 vlinder 2) in de Olympische aanloop besloot het stralende boegbeeld van de Nederlandse ploeg haar seizoen met 3x goud en 1x zilver in het Aquatic Center van Sydney.
Haar eerste wereldrecord op de 100 vlinder was een complete en bijna niet te bevatten sensatie op 27 mei 2000. Nadat zij een dag eerder in Ponds Forge in Sheffield op de niet-olympische 50 vlinder 25.64 had gezwommen (WR) was zij ook op de 100 meter niet te houden. Ingeschreven met 57.96 (het WR van Jenny Thompson was 57.88) vlinderde zij in volmaakte stijl en zonder haperen naar 56.69 en liet het zwemstadion schudden op zijn grondvesten!